CURSUSSEN VOOR VOLWASSENEN     CURSUSSEN VOOR KINDEREN     LEZINGEN     RONDLEIDINGEN     REIZEN     SCHOOLPROJECTEN     PUBLICATIES     ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK

 

 

Archeologisch

Onderzoek

Startpagina

 

Home     Nieuws     E-mail   

DE HONDENBEGRAAFPLAATS IN SAKKARA

In 2009 werd het onderzoek naar de hondenmummies, die in Sakkara begraven werden, gestart. Dit onderzoek vond plaats door Cardiff University (Wales, Verenigd Koninkrijk), aanvankelijk in samenwerking met de Egypt Exploration Society. De honden werden begraven in een ondergronds complex dat vlak bij het Anubieion werd aangelegd. Het Anubieion was een groot tempelcomplex, dat gewijd was aan de god met de jakhalskop, Anoebis, en in 1988 door David Jeffreys en Harry Smith werd onderzocht.

 

Anoebis was de god van het mummificatieproces en de begraafplaatsen. Hij werd in het Egyptisch wel de ‘Balsemer van de lijken’, ‘Hij met de mummiezwachtels’ en ‘Heer van de dodenstad’ genoemd. Anoebis behoorde, net als Wepwawet uit Assioet, tot de groep hondachtige goden. Hij werd vaak weergegeven als jakhals of in mensengedaante met de kop van een jakhals. Omdat jakhalzen veel voorkomende aaseters waren op Egyptische begraafplaatsen, kan het vereren van Anoebis een manier geweest zijn om de doden te beschermen. Priesters die de lichamen van de overledenen moesten mummificeren en de begrafenisceremonieën leidden, verpersoonlijkten de god waarschijnlijk door het dragen van jakhalsmaskers.

 

Recent onderzoek toont aan dat de catacomben van het Anubieion voor het eerst genoemd worden op de Carte de la Nécropole Memphite uit 1897 van De Morgan. Het is echter niet duidelijk of De Morgan de begraafplaats zelf onderzocht of dat hij het onderzoek van een onbekende wetenschapper gebruikte om zijn kaart te vervaardigen. De schaal waarop de catacomben op de kaart van De Morgan gereproduceerd werden,  is zo klein dat het moeilijk is details te onderscheiden; het lijkt erop dat de catacomben zijn weergegeven als complexen met een centrale, lange gang en diverse dwarsgangen.

De catacomben zijn gelegen ten noordoosten van de trappiramide van koning Djoser (2630-2611 voor Christus) en dateren grotendeels uit de Late periode (525-332 voor Christus) en uit de Ptolemaeïsche tijd (332-30 voor Christus). Behalve een religieus doeleinde, dienden de catacomben ook als een goede bron van inkomsten; de begraafplaats werd door vele pelgrims bezocht, die vaak een bronzen votiefbeeldje van een godheid, een situla (klein, ritueel vaasje) of een votiefmummie van een hondachtige kochten, die vervolgens bij de verschillende schrijnen en heiligdommen op de site werden aangeboden. De gulle gever hoopte dat het geschenk zou bijdragen aan een goede relatie met de goden, waardoor eventuele wensen, waarbij bemiddeling van de goden noodzakelijk was,  in vervulling zouden gaan.   

 

Het onderzoek van de universiteit van Cardiff was in eerste instantie gericht op het volledig in kaart brengen van het complex. Bovendien moest de conditie van het monument worden onderzocht. Om het complex in te meten, werd een Leica EDM gebruikt; de laser van dit instrument bleek van grote waarde aangezien ook in de zeer donkere en moeilijke omstandigheden onder de grond zeer precieze metingen konden worden verricht. Uit de resultaten van de metingen bleek al snel dat er grote verschillen waren tussen de op de kaart van De Morgan getekende complexen en de nieuwe kaart die op basis van de meetgegevens geconstrueerd kon worden.